Socles de compétences

Annex 1 : Ontwikkelingsdoelen kleuteronderwijs

1. Lichamelijke opvoeding

Motorische competenties

Zelfredzaamheid in kindgerichte bewegingssituaties

  • 1.4_ De kleuters kunnen het eigen lichaamsgewicht veilig opvangen door middel van landen en vallen
  • 1.6_ De kleuters kunnen met een eenvoudig bewegingsantwoord snel reageren op auditieve, visuele en tactiele signalen
  • 1.7_ De kleuters kunnen voor verschillende basisbewegingen de ledematen functioneel en gecoördineerd inschakelen
  • 1.14_ De kleuters tonen in het bewegen dat ze de opbouw van het lichaam aanvoelen en kennen en dat ze intuïtief rekening houden met de lichaamsopbouw en met lichaamsgrenzen en -verhoudingen
  • 1.15_ De kleuters kunnen zelf actief omgaan met wijzingen in de lichaamshouding rekening houdend met de omgeving
  • 1.20_ De kleuters kunnen in eenvoudige bewegings- en spelsituaties de meest efficiënte bewegingsrichting kiezen.
  • 1.21_ De kleuters passen de eigen beweging aan aan de snelheid en het tempo van bewegende objecten, of aan de tijdsduur van auditieve signalen
  • 1.25_ De kleuters kunnen doelgericht een beweging onderbreken en laten opvolgen door een andere beweging Groot-motorische en klein-motorische vaardigheden in gevarieerde situaties
  • 1.26_ De kleuters tonen een toenemende bedrevenheid in basisbewegingen met betrekking tot de kind-eigen bewegingscultuur
  • 1.27_ De kleuters tonen actieve bewegingspogingen om de eigen behendigheidsgrens volgens eigen aanvoelen te verleggen
  • 1.31_ De kleuters kunnen een eenvoudige reeks van opeenvolgende handelingen uitvoeren binnen bewegingsactiviteiten
  • 1.32_ De kleuters kunnen een gepast bewegingsantwoord geven op eenvoudige speltaken, bewegingsopdrachten, afspraken en regels
  • 1.34_ De kleuters kunnen geconcentreerd bezig blijven met een bewegingsprobleem
  • 1.35_ De kleuters tonen belangstelling voor aangereikte oplossingsstrategieën

Gezonde en veilige levensstijl

  • 2.3_ De kleuters beleven zichtbaar plezier aan fysieke inspanningen
  • 2.7_ De kleuters kunnen een fysieke inspanning een tijdlang volhouden

Zelfconcept en het sociaal functioneren

  • 3.1_ De kleuters tonen een intrinsieke belangstelling om diverse bewegingssituaties te verkennen
  • 3.2_ De kleuters kunnen speels bezig zijn met de eigen beweging en lichamelijkheid
  • 3.3_ De kleuters tonen in het experimenteergedrag dat ze de eigen mogelijkheden en begrenzingen aanvoelen.
  • 3.8_ De kleuters kunnen zich emotioneel uiten binnen aanvaardbare grenzen
  • 3.9_ De kleuters kunnen in bewegingssituaties respectvol rekening houden met de veiligheid en de vermogens van andere kleuters en passen hun handelingen aan
  • 3.12_ De kleuters kunnen binnen een eenvoudige spelvorm één tot twee spelregels opvolgen
  • 3.13_ De kleuters gaan spontaan over tot het maken van eenvoudige afspraken binnen het functioneren in subgroepjes

2. Mens en maatschappij

Ik en mezelf

  • 1.1_ De kleuters kunnen bij zichzelf onderkennen wanneer zij bang, blij, boos of verdrietig zijn en kunnen dit op een eenvoudige wijze uitdrukken.
  • 1.3_ De kleuters tonen in concrete situaties voldoende zelfvertrouwen in eigen mogelijkheden

Ik en de ander

  • 1.5_ De kleuters kunnen bij anderen gevoelens van bang, blij, boos en verdrietig zijn herkennen en kunnen meeleven in dit gevoel
  • 1.6_ De kleuters weten dat mensen eenzelfde situatie op een verschillende wijze kunnen ervaren en er verschillend kunnen op reageren
  • 1.8_ De kleuters kunnen voor zichzelf opkomen door signalen te geven die voor anderen begrijpelijk en aanvaardbaar zijn

Ik en de anderen: in groep

  • 1.9_ De kleuters kennen en begrijpen omgangsvormen, leefregels en afspraken die van belang zijn voor het samenleven in een groep
  • 1.11_ De kleuters kunnen bij een activiteit of een spel in een kleine groep, controleren of de anderen zich aan de regels houden

3. Nederlands

Nederlands luisteren

  • 1.1_ De kleuters kunnen een mondelinge boodschap, eventueel ondersteund door gebaar, mimiek met betrekking tot een concrete situatie begrijpen

Nederlands spreken

  • 2.2_ De kleuters kunnen spreken over ervaringen of gebeurtenissen uit de eigen omgeving of over wat ze van anderen vernamen
  • 2.3_ De kleuters kunnen spreken over gevoelens als blijheid, angst, verdriet, verwondering
  • 2.9_ De kleuters kunnen de hulp of medewerking van anderen inroepen
  • 2.12_ De kleuters zijn bereid om eigen gevoelens en verlangens op een persoonlijke manier uit te drukken

Annex 2 : Eindtermen lager onderwijs

1. Lichamelijke opvoeding

Motorische competenties

Zelfredzaamheid in kindgerichte bewegingssituaties

  • 1.1_ De leerlingen kunnen de motorische basisbewegingen op een voldoend flexibele en verfijnde wijze aanwenden in gevarieerde en complexe bewegingssituaties
  • 1.2_ De leerlingen kunnen veiligheidsafspraken naleven.
  • 1.3_ De leerlingen kennen de gevaren en risico's van bewegingssituaties en kunnen deze inschatten en signaleren.
  • 1.7_ De leerlingen hebben in rust controle over ademhaling en spieren.

Ritmisch en expressief bewegen

  • 1.20 bis_ De leerlingen passen de afgesproken spelregels toe en aanvaarden de sancties bij overtredingen

Oplossen van kind-aangepaste bewegingsproblemen

  • 1.28°_ De leerlingen kunnen geconcentreerd bezig zijn met een bewegingstaak
  • 1.29_ De leerlingen zoeken zelfstandig en op een creatieve manier naar een oplossing voor een bewegings- of spelprobleem.
  • 1.32°_ De leerlingen zijn bereid zichzelf vragen te stellen over hun aanpak voor, tijdens en na het oplossen van een bewegingsprobleem en willen op basis hiervan een aanpak (bij)sturen.

Gezonde en veilige levensstijl

  • 2.2°_ De leerlingen ontwikkelen uithouding, kracht, lenigheid, snelheid en spierspanning om de motorische competenties te bereiken
  • 2.4_ De leerlingen kennen het belang van opwarming vóór en tot rust komen na fysieke activiteiten

Zelfconcept en het sociaal functioneren

  • 3.3°_ De leerlingen nemen deel aan bewegingsactiviteiten in een geest van fair play.
  • 3.4_ De leerlingen kennen de mogelijkheden om buiten de les lichamelijke opvoeding een voorkeursport te beoefenen
  • 3.5°_ De leerlingen tonen spontaneïteit, expressiviteit en echtheid op een sociaal aanvaarde wijze
  • 3.6°_ De leerlingen zien ongecontroleerde en ongewenste uitingen bij zichzelf in en zetten ze recht

2. Mens en maatschappij

Ik en mezelf

  • 1.1°_ De leerlingen drukken in een niet-conflictgeladen situatie, eigen indrukken, gevoelens, verlangens, gedachten en waarderingen spontaan uit
  • 1.2_ De leerlingen kunnen beschrijven wat ze voelen en wat ze doen in een concrete situatie en kunnen illustreren dat zowel hun gedrag als hun gevoelens situatiegebonden zijn
  • 1.3°_ De leerlingen tonen in concrete situaties voldoende zelfvertrouwen, gebaseerd op kennis van het eigen kunnen

Ik en de ander

  • 1.6°_ De leerlingen tonen in een eenvoudige conflictsituatie in de omgang met leeftijdgenoten de bereidheid om te zoeken naar een geweldloze oplossing

Ik en de anderen: in groep

  • 1.7°_ De leerlingen hebben aandacht voor de onuitgesproken regels die de interacties binnen een groep typeren en zijn bereid er rekening mee te houden

3. Nederlands

Nederlands luisteren

  • 1.6_ De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = structureren) de informatie op een persoonlijke en overzichtelijke wijze ordenen bij een voor hen bestemde instructie voor een buitenschoolse situatie

Nederlands spreken

  • 2.8_ De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = structureren) het gepaste taalregister hanteren als ze: een instructie geven zodat iemand die vertrouwd is met de situatie, ze kan uitvoeren.

Strategieën

  • 5.2_ De leerlingen kunnen bij de eindtermen luisteren, lezen, spreken en schrijven de volgende strategieën inzetten: hun manier van luisteren, lezen, spreken en schrijven afstemmen op het luister-, lees-, spreek- en schrijfdoel, en voor spreken en schrijven ook op de luisteraar of lezer

Taalgebruik

  • 6.3_ Met het oog op doeltreffende communicatie kunnen de leerlingen in voor hen relevante en concrete taalgebruikssituaties en op hun niveau bij de eindtermen Nederlands reflecteren op de belangrijkste factoren van een communicatiesituatie: zender, ontvanger, boodschap, bedoeling, situatie.

4. Sociale vaardigheden – leergebiedoverschrijdende eindtermen

Domein relatiewijzen

  • 1.2_ De leerlingen kunnen in omgang met anderen respect en waardering opbrengen
  • 1.3_ De leerlingen kunnen zorg opbrengen voor iets of iemand anders
  • 1.4_ De leerlingen kunnen hulp vragen en zich laten helpen
  • 1.5_ De leerlingen kunnen bij groepstaken leiding geven en onder leiding van een medeleerling meewerken
  • 1.7_ De leerlingen kunnen zich weerbaar opstellen naar leeftijdsgenoten en volwassenen toe door signalen te geven die voor anderen begrijpelijk en aanvaardbaar zijn
  • 1.9_ De leerlingen kunnen ongelijk of onmacht toegeven, kritiek beluisteren en eruit leren.

Domein gespreksconventies

  • 2_ De leerlingen kunnen in functionele situaties een aantal verbale en niet-verbale gespreksconventies naleven.

Domein samenwerking

  • 3_ De leerlingen kunnen samenwerken met anderen, zonder onderscheid van sociale achtergrond, geslacht of etnische origine

Annex 3 : (Vernieuwde) Eindtermen secundair onderwijs (eerste graad)

1. Competenties op vlak van lichamelijk en geestelijk en emotioneel bewustzijn/gezondheid

  • 1.10_ De leerlingen passen basis tactieken toe in verschillende spelvormen en binnen elke groep van sporten.
  • 1.11_ De leerlingen aanvaarden winst en verlies in beweging en sport.
  • 1.12_ De leerlingen hanteren principes van fairplay en teamspirit met nadruk op plezier in beweging en sport.
  • 1.16_ De leerlingen uiten hun gevoelens respectvol.

2. Competenties in het Nederlands

  • 2.10_ De leerlingen gebruiken kenmerken, mogelijkheden en principes van het Standaardnederlands als communicatiemiddel in functie van doelgerichte communicatie.

3. Sociaal-relationele competenties

  • 5.1_ De leerlingen bewaken in interacties hun eigen fysieke en mentale grenzen.
  • 5.2_ De leerlingen houden in interacties rekening met de opvattingen, fysieke en mentale grenzen en emoties van anderen.
  • 5.4_ De leerlingen demonstreren in informele en formele relaties geschikte sociale vaardigheden.
  • 5.5_ De leerlingen dragen in groepsactiviteiten met een welomschreven opdracht actief bij aan de uitwerking van een gezamenlijk resultaat.

4. Burgerschapscompetenties met inbegrip van competenties inzake samenleven

  • 7.2_ De leerlingen gaan respectvol en constructief om met individuen en groepen in een diverse samenleving.
  • 7.3_ De leerlingen hanteren strategieën om respectvol en constructief om te gaan met individuen en groepen in een diverse samenleving.
  • 7.5_ De leerlingen hanteren strategieën om tot constructieve oplossingen voor conflictsituaties te komen.
  • 7.8_ De leerlingen participeren actief in schoolse situaties, rekening houdend met de rechten en plichten van iedereen.
  • 7.9_ De leerlingen illustreren het belang van individuele en gezamenlijke acties en engagement voor de samenleving.

Annex 4 : Eindtermen secundair onderwijs (tweede graad)

1. Lichamelijke opvoeding

Ontwikkelen van motorische competenties

  • 1_ De leerlingen kunnen in welbepaalde bewegingssituaties verantwoordelijkheid opnemen omtrent elkaars veiligheid door afspraken en regels na te leven
  • 2_ De leerlingen kunnen het belang van veiligheidsafspraken toelichten
  • 3_ De leerlingen kunnen medeleerlingen in welbepaalde bewegingssituaties helpen en ondersteunen
  • 7_ De leerlingen combineren en passen eerder geleerde vaardigheden toe
  • 8_ De leerlingen kunnen geleerde vaardigheden uitvoeren met anderen
  • 10_ De leerlingen hangen, steunen, klimmen, zwaaien en draaien in verschillende situaties
  • 12_ De leerlingen kunnen meegaan en tegenwerken in bewegingen met anderen
  • 13_ De leerlingen kunnen veilig vallen en landen in verschillende situaties

Ontwikkelen van een gezonde en veilige levensstijl

  • 20_ De leerlingen herkennen en reageren gepast op onveilige bewegingssituaties.

Ontwikkelen van het zelfconcept en het sociaal functioneren

  • 24_ De leerlingen zijn in staat op een sociaal aanvaarde wijze verschillende rollen te vervullen in welbepaalde bewegingssituaties
  • 25_ De leerlingen kunnen overleggen, afspraken maken, samenwerken of samenspelen in groepsverband
  • 27°_ De leerlingen aanvaarden hun eigen mogelijkheden
  • 28°_ De leerlingen kunnen respectvol omgaan met het eigen lichaam en met dat van anderen
  • 29°_ De leerlingen brengen waardering op voor elkaars mogelijkheden en houden rekening met individuele verschillen

2. Nederlands

Luisteren (koppeling spreken/gesprekken voeren)

  • 7°_ De leerlingen zijn binnen de gepaste communicatiesituaties bereid om:
    • te luisteren;
    • een onbevooroordeelde luisterhouding aan te nemen;
    • een ander te laten uitspreken;
    • te reflecteren op hun eigen luisterhouding;
    • het beluisterde te toetsen aan eigen kennis en inzichten

Spreken en gesprekken voeren (koppeling luisteren)

  • 14°_ De leerlingen zijn binnen de gepaste communicatiesituaties bereid om:
    • te spreken;
    • Algemeen Nederlands te spreken;
    • een kritische houding aan te nemen tegenover hun eigen spreek- en gespreksgedrag

Attitudes

  • 37°_ Bij het reflecteren op verbale en non-verbale communicatie tonen de leerlingen interesse in en respect voor de persoon van de ander, en voor de eigen en andermans cultuur.

Annex 5 : Eindtermen secundair onderwijs (derde graad)

1. Lichamelijke opvoeding

Ontwikkelen van motorische competenties

  • 1_ De leerlingen kunnen in nieuwe bewegingssituaties verantwoordelijkheid opnemen door gezamenlijk afgesproken veiligheidsregels toe te passen
  • 2_ De leerlingen kunnen medeleerlingen helpen wanneer de bewegingssituatie dit vereist
  • 5_ De leerlingen kunnen bewegingssituaties alleen of in groep organiseren en aanpassen aan de deelnemers

Ontwikkelen van een gezonde en veilige levensstijl

  • 18_ De leerlingen kunnen eerste hulp bieden bij ongevallen in bewegingssituaties

Ontwikkelen van het zelfconcept en het sociaal functioneren

  • 23_ De leerlingen kunnen in bewegingssituaties leiding nemen over en leiding aanvaarden van medeleerlingen

2. Nederlands

Luisteren

  • 6°_ De leerlingen zijn bereid om:
    • te luisteren;
    • een onbevooroordeelde luisterhouding aan te nemen;
    • een ander te laten uitspreken;
    • te reflecteren over hun eigen luisterhouding;
    • het beluisterde te toetsen aan eigen kennis en inzichten

Spreken en gesprekken voeren

  • 9_ De leerlingen kunnen op beoordelend niveau aan een onbekend publiek:
    • inlichtingen vragen, aanvragen doen, klachten/bezwaren formuleren (rechtstreeks of door middel van de telefoon);
    • standpunten/meningen of oplossingen voor problemen uiteenzetten en motiveren in een gedachtewisseling, discussie, (werk)vergadering;
    • gevoelens in een gepast register uitdrukken en persoonlijke ervaringen presenteren;
    • activerende boodschappen formuleren.
  • 11_ De leerlingen zijn binnen de gepaste communicatiesituaties bereid om:
    • te spreken;
    • algemeen Nederlands te spreken;
    • een kritische houding aan te nemen tegenover hun eigen spreek- en gespreksgedrag

Attitudes

  • 30°_ Bij het reflecteren op verbale en non-verbale communicatie tonen de leerlingen interesse in en respect voor de persoon van de ander, en voor de eigen en andermans cultuur.

BBJJA, Hovenierstraat 100 - 1081 Koekelberg

Luis Truyen 0471 126 892
Dieter Truyen 0486 307 863

  • logo BBJJA